Het onderzoek wordt in twee fasen uitgevoerd. Met de eerste fase willen we voorzien in onze eerste informatiebehoefte: meer inzicht in dure jeugdhulptrajecten. In de tweede fase willen we onderzoeken of we in de toekomst anders om kunnen gaan met situaties, zodat eenzelfde of beter resultaat voor de cliënt kan worden behaald, met minder kosten. Eind april is gestart met de eerste fase van het onderzoek.

In maart 2019 is gestart met de voorbereidingen voor de uitvoering van de DMO’s. Dit is een onderzoek waarbij de inwoner wordt bevraagd over de ontvangen zorg. De focus ligt hierbij op doel en rechtmatigheid. Dit onderzoek gebeurt 3 maanden na inzet van de zorg en op herindicatiemomenten, zodat tijdig bijgestuurd kan worden bij onvoldoende resultaat. Hiermee verwachten wij dat de resultaten van ondersteuning zal verbeteren, met uiteindelijk lagere kosten als gevolg. Daarnaast zijn de voorbereidingen voor de evaluatie van de budgetneutraliteit gestart.

De transformatie is een langdurig proces waar de komende jaren nog veel werk verzet moet worden. Denk daarbij aan het verhelpen van de versnippering en aan het creëren van samenhang in het zorgaanbod. In 2019 zijn we gestart met het in kaart brengen van de diensten in het voorliggend veld in het  kader van opvoedondersteuning, hierbij wordt nadrukkelijk naar dubbelingen en hiaten gekeken en het moet leiden tot een integraal voorliggend aanbod. Bij de toekomstige inkoop van maatwerk voor jeugd kan dan op dat basisaanbod aangesloten worden. Eenzelfde werkwijze zal gevolgd worden voor schulddienstverlening, met het verschil dat in dit geval het voorliggend veld en het traject van aanbesteding gelijktijdig opgepakt worden.
Het Rijk heeft het solidariteitsprincipe doorbroken met een vaste eigen bijdrage. Voor veel mensen met een modaal of hoger inkomen gaan de kosten voor de Wmo omlaag, wat zal gaan leiden tot een toename van de vraag naar voorzieningen en een afname aan de eigen bijdragen.

Een beschikkingsarme toegang kan een uitkomst zijn van het transformeren naar meer algemene voorzieningen. De realisatie hiervan is echter complex en hierdoor vertraagd. Ook de realisatie van beschikkingsarme toegang voor deze deelgebieden komt daardoor nog onvoldoende op gang. Voor de jeugd GGZ vindt verwijzing veel via huisartsen plaats, waardoor er sprake is van beschikkingsarme toegang. In 2019 willen we de pilot met praktijkondersteuners jeugd GGZ verder uitbreiden, waarmee we deze toegangsvorm verder versterken.

Ketenaanpak verwarde inwoners: er is een regionale sluitende aanpak voor verwarde inwoners. Hierin is onder andere passend vervoer en een meldpunt verwarde personen geregeld. Er loopt een regionaal onderzoek naar verwarde personen. De uitkomsten worden in het derde kwartaal van 2019 verwacht. Op basis van de uitkomsten vindt afstemming met de lokale maatschappelijke organisaties plaats over de lokale ondersteuningsketen rond verwarde personen. Verder is een training vroegsignalering verwarde personen opgenomen in het leerplan voor het Sociaal Team en deze wordt uitgevoerd in het derde kwartaal van 2019.

Decentralisatie beschermd wonen: de voorbereidingen voor de decentralisatie beschermd wonen en maatschappelijke opvang liggen op schema. Hierbij wordt in de regio Flevoland samengewerkt in het project Regionaal zorglandschap Wmo. Er moeten keuzes gemaakt worden op welke onderdelen regionale samenwerking in stand blijft en wat lokaal uitgevoerd gaat worden. In september/oktober 2019 worden visie en keuzes ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad. Daarna wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld.

Decentralisatie jeugdzorg AZC: per 1 januari 2019 is de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdhulp aan kinderen in COA-locaties. In 2018 zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt voor de jeugdhulp op het AZC Luttelgeest. In 2019 willen we kijken of deze samenwerkingsafspraken recht doen aan de werkelijkheid en eventueel aanpassen waar nodig. Daarnaast willen we het preventieve aanbod voor deze kinderen verder onderzoeken en mogelijk uitbreiden of beter laten aansluiten op deze doelgroep.

Het Rijk heeft het solidariteitsprincipe doorbroken met een vaste eigen bijdrage. Voor veel mensen met een modaal of hoger inkomen gaan de kosten voor de Wmo omlaag, wat zal gaan leiden tot een toename van de vraag naar voorzieningen en een afname aan eigen bijdragen. De gevolgen zijn al zichtbaar. Na monitoring van het eerste kwartaal van 2019 blijkt vooral de vraag naar huishoudelijke ondersteuning sterk toegenomen. De instroom van het eerste kwartaal van 2019 is verdubbeld ten opzichte van het laatste kwartaal van 2018 (van 42 naar 84). Dit leidt tot een toename aan uitgaven van Wmo-voorzieningen. De monitoring wordt de komende periode gecontinueerd.